03 augustus 2017 06:00
Wie in loondienst werkzaam is, heeft recht op reisaftrek als hij zijn woon-werkverkeer met openbaar vervoer aflegt. De met openbaar vervoer afgelegde afstand enkele reis tussen woning en plaats van werkzaamheden moet meer dan 10 kilometer bedragen om recht te hebben op de reisaftrek.
Een belastingplichtige vond het niet toekennen van de reisaftrek een vorm van niet toegestane discriminatie, omdat hij door zijn werktijden geen gebruik kon maken van het openbaar vervoer. Daardoor was hij gedwongen om met de auto naar zijn werk te gaan. Er is niet snel sprake van discriminatie. De wetgever heeft op fiscaal gebied een ruime beoordelingsvrijheid bij het beantwoorden van de vraag of gevallen gelijk zijn en of er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om gelijke gevallen toch verschillend te regelen. Zolang het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon moet het oordeel van de wetgever worden geaccepteerd, tenzij dat oordeel niet op een redelijke grond berust.
De wetgever heeft met de reisaftrek het woon-werkverkeer per auto terug willen dringen en het reizen met openbaar vervoer willen stimuleren. Daarom is de reisaftrek alleen van toepassing op regelmatig woon-werkverkeer, waarbij de reisafstand geheel of gedeeltelijk per openbaar vervoer is afgelegd. Deze keuze van de wetgever is volgens Hof Arnhem-Leeuwarden niet onredelijk en moet daarom gerespecteerd worden.
Naheffing parkeerbelasting terecht opgelegd?
28 maart 2024 |
Evaluatie landbouwvrijstelling
28 maart 2024 |
Toepassing bedrijfsopvolgingsregeling na splitsing concern
28 maart 2024 |
Wijziging civiel bewijsrecht
28 maart 2024 |
Hoe een foutje in een managementovereenkomst de inspecteur bijna in de kaart speelde
21 maart 2024 |